bonksel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bonksel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bonk·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bonksel | bonksels |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het bonksel o
- bovenste korst van een veen dat men eerst moet afgraven voordat men kan turfsteken
Synoniemen
- bonkveen, bonkaarde
Gangbaarheid
- Het woord 'bonksel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bonksel" herkend door:
26 % | van de Nederlanders; |
24 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.