bonnet

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bonnet    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɔˈnɛt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bon·net
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bonnet bonnetten
verkleinwoord bonnetje bonnetjes

Zelfstandig naamwoord

debonnetv/m

  1. (hoofddeksel) soort muts
    • De bonnet van een kardinaal heeft vier opstaande randen. 
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord bonnet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
61 %van de Nederlanders;
59 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  bonnet (VS)    (hulp, bestand)
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
bonnet bonnets

Zelfstandig naamwoord

bonnet

  1. (techniek) (VK) motorkap
  2. (hoofddeksel) soort vrouwenhoed met een lint onder de kin
Synoniemen
  • [1]: (VS) hood

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  bonnet    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɔnɛ/
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  bonnet     le bonnet     bonnets     les bonnets  

Zelfstandig naamwoord

bonnet m

  1. (hoofddeksel) muts
  2. (zoötomie) netmaag
  3. (kleding) cup (deel van een bh)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.