boosaardig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boosaardig    (hulp, bestand)
  • IPA: /bo'zardəx/
Woordafbreking
  • boos·aar·dig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kwaadaardig’ voor het eerst aangetroffen in 1659 [1]
  • Samenstellende afleiding van boos en aard met het achtervoegsel -ig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen boosaardigboosaardigerboosaardigst
verbogen boosaardigeboosaardigereboosaardigste
partitief boosaardigsboosaardigers-

Bijvoeglijk naamwoord

boosaardig

  1. met de intentie om kwaad te doen
    • De boosaardige crimineel kon worden ingerekend. 
     Hierdoor kreeg haar gezicht een boosaardige uitdrukking.[3]
     Het was een medicijn tegen malaria, een van de boosaardigste ziektes van Afrika.[4]

Bijwoord

boosaardig

  1. met de intentie om kwaad te doen
     Dan werd de wereld veel te helder, te groot, te boosaardig.[3]
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord boosaardig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.