bost

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bost    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bost

Werkwoord

vervoeging van
bossen

bost

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bossen
    • Jij bost. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bossen
    • Hij bost. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bossen
    • Bost! 

Gangbaarheid

  • Het woord bost staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
22 %van de Nederlanders;
20 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Baskisch

Telwoord (eus)
1 11 10
2 12 20
3 13
4 14
5 15
6 16
7 17
8 18
9 19

Hoofdtelwoord

bost

  1. vijf
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.