sei
Niet te verwarren met: Sei |
Baskisch
Telwoord (eus) | ||||
---|---|---|---|---|
1 | 11 | 10 | ||
2 | 12 | 20 | ||
3 | 13 | |||
4 | 14 | |||
5 | 15 | |||
6 | 16 | |||
7 | 17 | |||
8 | 18 | |||
9 | 19 |
Hoofdtelwoord
sei
Duits
Uitspraak
- Geluid: sei (hulp, bestand)
- IPA: /zaɪ̯/
Woordafbreking
- sei
Werkwoord
sei
- enkelvoud gebiedende wijs bedrijvende vorm van sein: wees
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van sein: kan zijn, moge zijn, zij
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van sein: kan zijn, moge zijn, zij
Italiaans
0 | 0 | 0 | 6 |
sei,
op een abacus
op een abacus
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /ˈsɛi/
Woordafbreking
- sei
Woordherkomst en -opbouw
Hoofdtelwoord
sei
Afgeleide begrippen
- seicento
- seimila
hoofdtelwoorden samengesteld met "sei" als rechterdeel
Verwante begrippen
- sesto
Nynorsk
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / xxxx /
Woordafbreking
- sei
Werkwoord
sei
- gebiedende wijs van seie
Pennsylvania-Duits
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / zai /
Woordafbreking
- sei
Bezittelijk voornaamwoord
sei
Opmerkingen
vervoeging tegenwoordige tijd, aantonende wijs, bedrijvende vorm hele vervoeging zie sei/vervoeging | ||||
---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
sei | |||
verleden tijd |
(er) waar | |||
voltooid deelwoord |
gewest | |||
enkelvoud | meervoud | |||
1e persoon | ich | bin | mir / mer | sin |
2e persoon | du | bischt | dihr / der dihr / der dihr / der ihr / er ihr / er nihr / ner |
seid sin sind seid sin sin |
3e persoon | er | iss | sie | sin |
sie | iss | |||
es | iss |
Werkwoord
sei
- zijn
- «Wie alt bischt du?»
- Hoe oud ben je?
- «Wie alt bischt du?»
Opmerkingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.