boucher

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  boucher    (hulp, bestand)
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
boucher
bouchais
bouché
eerste groep volledig

Werkwoord

boucher

  1. overgankelijk afsluiten, sluiten [1]
  2. overgankelijk dichtstoppen
  3. wederkerend dichtslibben, verstopt [2] raken
  4. overgankelijk, (dierkunde) het gebit inspecteren
Uitdrukkingen en gezegden
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  boucher     le boucher     bouchers     les bouchers  

Zelfstandig naamwoord

boucher m

  1. (beroep) slager
  2. (figuurlijk), (pejoratief) afslachter, beul
Afgeleide begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.