bovo

Esperanto

Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse bos, Oudgriekse βοῦς, van het Proto-Indo-Europese *gʷōws.
  enkelvoud meervoud
nominatief   bovo     bovoj  
accusatief   bovon     bovojn  

Zelfstandig naamwoord

bovo

  1. (evenhoevigen) rund
Afgeleide begrippen
  • virbovo m ("stier")
  • bovino v ("koe")
  • bovaĵo o ("rundvlees")
  • bovido o ("kalf") -> virbovido m ("m. kalf") & bovidino v ("vaars")
  • bovidaĵo o ("kalfsvlees")
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.