brauwen

Niet te verwarren met: brouwen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  brauwen    (hulp, bestand)
  • IPA: /brɑʊ̭ʷə(n)/
Woordafbreking
  • brau·wen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
brauwen
brauwde
gebrauwd
zwak -d volledig

Werkwoord

brauwen

  1. (valkerij) het dichtnaaien van de oogleden van de vogel met een zijden draad, zoals dit gebruikelijk was voor de huif werd ingevoerd
    • In sommige streken van India wordt mogelijk nog gebrauwd. 
  2. overgankelijk (scheepvaart) het dichten van de naden van de scheepshuid met vezels en pek
Gelijkklinkende woorden
Synoniemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

debrauwenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord brauw

Gangbaarheid

  • Het woord 'brauwen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
52 %van de Nederlanders;
38 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.