huif

Niet te verwarren met: huik

Nederlands

Uitspraak

Geluid: huif (hulp, bestand)

Woordafbreking

huif

Woordherkomst en -opbouw

In de betekenis van ‘kap’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 ^[1]

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	huif	huiven
verkleinwoord	huifje	huifjes

Zelfstandig naamwoord

de huif v / m

(valkerij) kapje dat een valk wordt opgezet om de vogel rustig te houden
- Een huif is vaak een waar kunstwerkje.
een zeildoek over een wagen dat door dunne bogen ondersteund wordt
- We hebben een aanhanger met huif gekocht.

Afgeleide begrippen

[1] huiven, afhuiven
[2] huifkar

Vertalingen

1. kapje dat een valk wordt opgezet om de vogel rustig te houden

Duits: Haube ^(de) v
Engels: hood ^(en)

Frans: chaperon ^(fr)

2. een zeildoek over een wagen dat door dunne bogen ondersteund wordt

Engels: bonnet ^(en)

Werkwoord

vervoeging van
huiven

huif

eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van huiven
- Ik huif.
gebiedende wijs van huiven
- Huif!
(bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van huiven
- Huif je?

Gangbaarheid

Het woord huif staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "huif" herkend door:

87 %	van de Nederlanders;
79 %	van de Vlamingen.^[2]

Meer informatie

Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.