brokkelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  brokkelen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbrɔkələ(n)/
Woordafbreking

brok·ke·len

Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kruimelen’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
  • frequentatief gevormd uit brokken met het achtervoegsel -el
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
brokkelen
brokkelde
gebrokkeld
zwak -d volledig

Werkwoord

brokkelen

  1. in stukjes breken
    • Hij brokkelde het brood voor de kaasfondue. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • wat in de melk te brokkelen hebben
enige zeggenschap hebben
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord brokkelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.