bruusk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bruusk    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bruusk
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kortaf’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen bruuskbruuskerbruuskst
verbogen bruuskebruuskerebruuskste
partitief bruusksbruuskers-

Bijvoeglijk naamwoord

bruusk [3]

  1. met plotselinge, kort afgebroken gebaren, woorden
     'Ach, schei toch uit,' interrumpeerde Sander hem bruusk.[4]
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord bruusk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.