bars

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bars    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɑrs/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • bars
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Nederduits, in de betekenis van ‘nors’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1617 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen barsbarserbarst
verbogen barsebarserebarste
partitief barsbarsers-

Bijvoeglijk naamwoord

bars

  1. onverbiddelijk, onvriendelijk, boos, nors
    • Hij sloeg daarna een veel barsere toon aan. 
    • De politieagent sprak op een barse toon de baldadige jongens toe. 
Synoniemen
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

bars

  1. partitief van de stellende trap van bar

Zelfstandig naamwoord

debarsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bar

Gangbaarheid

  • Het woord bars staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
  • Geluid:  bars (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: / bɑːz /
Woordafbreking
  • bars

Zelfstandig naamwoord

bars mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bar


Zweeds

Woordafbreking
  • bars

Werkwoord

bars

  1. verleden tijd passief van bära
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.