buiig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buiig    (hulp, bestand)
  • IPA: /bœyjəx/
Woordafbreking
  • bui·ig
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van bui met het achtervoegsel -ig.
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen buiigbuiigerbuiigst
verbogen buiigebuiigerebuiigste
partitief buiigsbuiigers-

Bijvoeglijk naamwoord

buiig

  1. regenachtig, met buien
    • In die buiige periode gebeurden er veel ongelukken. 

Gangbaarheid

  • Het woord buiig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
79 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.