builen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  builen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bui·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

builen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
builen
builde
gebuild
zwak -d volledig
  1. maken van een buil
  2. zeven van bloem
Synoniemen


Zelfstandig naamwoord

debuilenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord buil


Gangbaarheid

  • Het woord builen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.