buitenkerkelijk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buitenkerkelijk    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bui·ten·ker·ke·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen buitenkerkelijkbuitenkerkelijkerbuitenkerkelijkst
verbogen buitenkerkelijkebuitenkerkelijkerebuitenkerkelijkste
partitief buitenkerkelijksbuitenkerkelijkers-

Bijvoeglijk naamwoord

buitenkerkelijk [1]

  1. geen lid van een kerk zijnde
     De rest van de Nederlanders is buitenkerkelijk. Binnen deze groep vallen mensen die wel geloven, maar niet naar de kerk gaan (17 procent) en mensen die niet gelovig zijn maar wel spiritueel (10 procent). Het grootste gedeelte, 41 procent, van deze groep is seculier en dus gelovig noch spiritueel.[2]
     Bijna driekwart van de Nederlanders is buitenkerkelijk, christenen vormen een minderheid en onder de buitenkerkelijke Nederlanders is een grote groep humanisten en spirituele zinzoekers te vinden.[3]


Gangbaarheid

  • Het woord buitenkerkelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron “Hoe God (bijna) verdween uit Nederland” (Zondag 13 maart 2016), NOS
  3. Weblink bron “Zingeving” (20-12-2006), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.