calculus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  calculus    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɑlkylʏs/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • cal·cu·lus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord calculus calculi
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

decalculusm

  1. rekenwijze, rekenmethode
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord calculus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
69 %van de Nederlanders;
76 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

enkelvoud meervoud
calculus -

Zelfstandig naamwoord

calculus

  1. (wiskunde) differentiaal- en integraalrekening
    «Many freshmen find calculus a big stumbling block.»
    Veel eerstejaars vinden differentiaal- en integraalrekening een groot struikelblok.

Latijn

Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van calx (gen. calcis; « steen, kalk ») met het achtervoegsel -ulus.

Zelfstandig naamwoord

calcŭlus m

  1. steentje
  2. steen in de blaas
  3. steen = stuk in het spel, ook van glas, ivoor of was
  4. rekensteen, rekenbord, rekening, berekening
  5. stemsteen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.