calmar

Catalaans

stamtijd
tegenw.
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
calmo calmava calmat
1e vervoeging volledig

Werkwoord

calmar

  1. bedaren, kalmeren, tot rust brengen
  2. stillen, verzachten, sussen
  3. bedaren, kalmeren, rustig worden

Frans

Uitspraak
  • IPA: /kalmaʁ/
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  calmar     le calmar     calmars     les calmars  

Zelfstandig naamwoord

calmar m

  1. (koppotigen) pijlinktvis

Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
calmar
calmaba
calmado
volledig

Werkwoord

calmar

  • overgankelijk
  1. doen bedaren, kalmeren, tot rust brengen
  2. stillen, verzachten, sussen
Synoniemen
  1. kalmeren, rustig worden, bedaren
  2. gaan liggen (de wind)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.