center

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  center    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • cen·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord center centers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

decenterm [2]

  1. pin om het middelpunt (center) van een te boren gat aan te geven (-> centerboor)
  2. (werktuigbouwkunde) kop van een draaibank
  3. (sport) middenspeler
Afgeleide begrippen
enkelvoud meervoud
naamwoord center centers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetcentero

  1. plek waar iets gebeurt, centrum (leenwoord uit Engels)
Hyponiemen

Werkwoord

vervoeging van
centeren

center

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van centeren
    • Ik center. 
  2. gebiedende wijs van centeren
    • Center! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van centeren
    • Center je? 

Gangbaarheid

  • Het woord center staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  center    (hulp, bestand)
  • IPA: ˈsɛnɚ
Woordafbreking
  • cen·ter
enkelvoud meervoud
center centers

Zelfstandig naamwoord

center

  1. (Verenigde Staten) centrum, midden
    «He did not even try to park in the center of the city.»
    Hij probeerde niet eens om in het midden van de stad te parkeren.
  2. (Verenigde Staten) centrum, instituut
    «He was on his way to a center for cancer research.»
    Hij was op weg naar een centrum voor kankeronderzoek.
Schrijfwijzen
  • (GB, IRL, AUS, NZ, ZA enz.): centre

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /tsɛntɛr/

Zelfstandig naamwoord

center

  1. genitief meervoud van centrum
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.