choco

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  choco    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • cho·co
enkelvoud meervoud
naamwoord choco choco's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dechocom .

  1. chocoladepasta
  2. (scheldwoord) mannelijke homoseksueel

Gangbaarheid

  • Het woord choco staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
chocar

choco

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van chocar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.