cisgender

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  cisgender    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • cis·gen·der
Woordherkomst en -opbouw

afleiding van gender met het voorvoegsel cis-

stellend
onverbogen cisgender
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

cisgender

  1. dezelfde genderidentiteit hebbend als het geboortegeslacht
     ‘Je kunt je best eens wat kwetsbaarder opstellen!’ Kent u die uitdrukking? Ik dacht altijd dat niemand daar op zat te wachten. Liever een clowneske paljas met grappen maar ook grollen, dan een zwaarmoedige zeurende menopauzale vent van 50 toch? (Okay, 51.) Zeker als je een min of meer heteroseksueel cisgender wit persoon wiens identiteit correspondeert met het geslacht dat hij bij zijn geboorte (en vermoedelijk ook al een aantal maanden daarvoor) eh… bent.[1]
Antoniemen
enkelvoud meervoud
naamwoord cisgender cisgenders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

decisgenderm

  1. persoon waarvan het geboortegeslacht en de genderidentiteit gelijk aan elkaar zijn
     Je hebt het geslacht dat de buitenwereld aan je toekent bij je geboorte: heeft de baby een penis of een vagina? (Al is dat soms niet te beantwoorden, zoals interseksepersonen weten). En er is het geslacht waarvan je voelt dat dit bij je past. Komen die twee overeen dan ben je cisgender.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord 'cisgender' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Roel Abraham
    “Liever ben ik een clowneske paljas dan een zwaarmoedige, menopauzale vent van 51” (03-12-2022), Tubantia
  2. Weblink bron
    Sophie Schers
    “Wat was ik blij met de ‘beste reizigers’ van de NS” (16 augustus 2018) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.