classicus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  classicus    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • clas·si·cus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord classicus classici
verkleinwoord classicusje classicusjes

Zelfstandig naamwoord

declassicusm

  1. (beroep) een beoefenaar van de klassieke talen
    • De classicus had veel kennis van puntdichten in het Latijn. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord classicus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.