componeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  componeren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌkɔmpoˈnerə(n)/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • com·po·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘samenstellen’ voor het eerst aangetroffen in 1548 [1]
  • afgeleid van het Latijn compōnere (samenstellen) of het Franse composer met het achtervoegsel -eren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
componeren
componeerde
gecomponeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

componeren

  1. overgankelijk, (muziek) een muziekstuk schrijven
    • Hij had twee sonates gecomponeerd. 
  2. uit onderdelen een nieuw geheel maken
    • Hij had met alle hem bekende ingrediënten weer een nieuw spannend verhaal gecomponeerd. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord componeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.