conifeer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  conifeer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • co·ni·feer
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘naaldboom’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1863 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord conifeer coniferen
verkleinwoord conifeertje conifeertjes

Zelfstandig naamwoord

deconifeerm

  1. (plantkunde) een tot de Coniferae , een groep ruim zeshonderd soorten naaktzadigen behorende houtige plant of boom
    • De meeste coniferen zijn naaldbomen die bladhoudend zijn, maar sommige soorten verliezen 's winters hun naalden. 

Gangbaarheid

  • Het woord conifeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.