constante
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: constante (hulp, bestand)
Woordafbreking
- con·stan·te
Woordherkomst en -opbouw
- Al dan niet via Frans constant ontleend aan Latijn cōnstāns, teg.deelw. van cōnstāre (vaststaan, gelijkblijven)[1] met het voorvoegsel com-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | constante | constanten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de constante v / m
- een grootheid waarvan men aanneemt dat zij niet varieert
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Bijvoeglijk naamwoord
constante
- verbogen vorm van de stellende trap van constant
Gangbaarheid
- Het woord constante staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "constante" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ constante op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Frans
Bijvoeglijk naamwoord
constante
- vrouwelijk enkelvoud van constant
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.