coronapaspoort

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  coronapaspoort    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • co·ro·na·pas·poort
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coronapaspoort coronapaspoorten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetcoronapaspoorto

  1. officieel document dat de houder op reis bij zich heeft om zijn/haar medische situatie ten aanzien van het coronavirus aan te kunnen tonen
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'coronapaspoort' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.