coronavrijwilliger

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  coronavrijwilliger    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • co·ro·na·vrij·wil·li·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coronavrijwilliger coronavrijwilligers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

decoronavrijwilligerm

  1. iemand die ten tijde van de corona-epidemie als vrijwilliger hulpbehoevende mensen ondersteunt
    • De coronavrijwilliger deed voor de bejaarde man boodschappen. 
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.