couchsurfen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  couchsurfen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • couch·sur·fen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
couchsurfen
couchsurfde
couchsurfte
gecouchsurfd
gecouchsurft
zwak -t

zwak -d

volledig

Werkwoord

couchsurfen

  1. reizen waarbij je op de bank van een vooraf onbekende gastheer of gastvrouw slaapt
    • Het is goedkoop, het kan bijna overal én je hebt meteen een local friend: couchsurfen is al een paar jaar een beproefde budgetreismogelijkheid. Arlette Hovinga (26) begon er zo'n zeven jaar geleden mee. ,,Mijn eerste keer was in Kroatië. De jongen bij wie ik logeerde, sprak een stuk minder goed Engels dan ik uit zijn profiel opmaakte. Maar ik kreeg wél een hele slaapkamer aangeboden in plaats van een bank. En hij heeft me een week rondgereden door het gebied. Superlief!" [1] 
    • Denk aan couchsurfen, maar dan op een fiets', zegt Martin Luyckx, manager bij Yellow Bike. Hij wil dat de bagagedrager van een doodgewone stadsfiets de nieuwe verbintenis wordt tussen Amsterdammer en toerist.[2] 
Afgeleide begrippen
  • couchsurfer, couchsurfster

Gangbaarheid

  • Het woord couchsurfen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.