couch

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  couch    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • couch
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, zie aldaar voor de verdere etymologie [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord couch couches
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

couch

  1. (meubel) bank [1] waarop men comfortabel kan zitten of liggen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'couch' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  couch (US)    (hulp, bestand)
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
couch couches

Zelfstandig naamwoord

couch

  1. (meubel) couch, ligbank, rustbank
  2. (meubel) sponde
  3. moutvloer
  4. couche
vervoeging
onbepaalde wijs to  couch 
he/she/it  couches 
verleden tijd  couched 
voltooid
deelwoord
 couched 
onvoltooid
deelwoord
 couching 
gebiedende wijs  couch 

Werkwoord

couch

  1. onovergankelijk plat gaan liggen
  2. overgankelijk formuleren, inkleden [3], verwoorden
  3. overgankelijk vellen [2]
  4. overgankelijk coucheren, neerleggen

Verwijzingen

  1. couch, Online Etymology Dictionary
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.