dakloos

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dakloos    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɑklos/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • dak·loos
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van dak met het achtervoegsel -loos
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen dakloosdaklozerdakloost
verbogen daklozedaklozeredaklooste
partitief dakloosdaklozers-

Bijvoeglijk naamwoord

dakloos

  1. zonder onderkomen of onderdak zijnde
    • - De dakloze alcoholist klopte aan bij het Leger des Heils 
    • - Na de aardbeving waren duizenden mensen dakloos. 

Gangbaarheid

  • Het woord dakloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.