decimaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  decimaal    (hulp, bestand)
  • IPA: /desi'mal/
Woordafbreking
  • de·ci·maal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tiendelig’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van het Franse décimal (met het voorvoegsel deci- met het achtervoegsel -aal) [2]
stellend
onverbogen decimaal
verbogen decimale
partitief decimaals

Bijvoeglijk naamwoord

decimaal

  1. tientallig
    • Is dat een decimale breuk? 
Verwante begrippen
enkelvoud meervoud
naamwoord decimaal decimalen
verkleinwoord decimaaltje decimaaltjes

Zelfstandig naamwoord

dedecimaalv/m

  1. elk van de eenheden van het decimale stelsel die kleiner zijn dan één
    • Dit getal dient afgerond te worden op drie decimalen. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord decimaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.