deemster

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  deemster    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • deem·ster
Woordherkomst en -opbouw
  • erfwoord: Middelnederlands deemster, ontwikkeld uit Oergermaans *þemestraz, bij Indo-Europees *temh₁-es-, waartoe ook Tochaars B tamāsse ‘donker’, Latijns tenebrae ‘duisternis’, Litouws tamsà ‘duisternis’ en Sanskriet támas- ‘duisternis’ behoren.[1][2] Evenals Middelnederduits deemster, dienster en Duits finster; verder Engels dim en IJslands dimmur, beide ‘donker, duister’.
enkelvoud meervoud
naamwoord deemster deemsteren
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deemster o/m

  1. (België), (meteorologie) halfdonker, (late) schemering
    • We zagen weinig in de deemster. 
  2. (België) donkerte, duisternis (ook fig.)
    • De deemster van de vergetelheid. 
Synoniemen
  • deemsternis
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen deemsterdeemsterderdeemsterst
verbogen deemsteredeemsterderedeemsterste
partitief deemstersdeemsterders-

Bijvoeglijk naamwoord

deemster

  1. (België) (meteorologie) nog net niet helemaal donker
     Mijn eigen adoptiewoord is deemster, dat schemer of halfduister betekent. Een woord dat duister en geheimzinnig klinkt.[3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord deemster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
23 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. deemster op website: Etymologiebank.nl
  2. Kroonen
    , Guus, Etymological Dictionary of Proto-Germanic, Leiden: Brill, 2013; blz. 537
  3. Weblink bron
    Marie-Thérèse Roosendaal
    “Ooft plukken in het deemster” (08 dec. 2016), De Telegraaf
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.