degen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: degen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- de·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | degen | degens |
verkleinwoord | degentje | degentjes |
Zelfstandig naamwoord
de degen m
- (sport) het zwaarste van de steekwapens gebruikt bij het schermen
Hyponiemen
- houwdegen, schermdegen, stokdegen
Afgeleide begrippen
- degenkolibrie, degenkrab, degenslikker
Uitdrukkingen en gezegden
- de degen aangespen
de strijd beginnen
Vertalingen
Zelfstandig naamwoord
de degen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord deeg
Gangbaarheid
- Het woord degen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "degen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "degen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ degen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ degen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.