deputeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  deputeren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • de·pu·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afvaardigen’ voor het eerst aangetroffen in 1358 [1]
  • afgeleid van het Franse députer (met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -eren) [2], Latijn deputatus (benoemd). [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
deputeren
deputeerde
gedeputeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

deputeren

  1. overgankelijk afvaardigen
    • Leden van de Eerste Kamer worden gedeputeerd door de provincies. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord deputeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.