diek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  diek    (hulp, bestand)
  • IPA: /dik/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • diek
Woordherkomst en -opbouw
  •  dieken ww  zonder de uitgang -en

Werkwoord

vervoeging van
dieken

diek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dieken
    • Ik diek. 
  2. gebiedende wijs van dieken
    • Diek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dieken
    • Diek je? 
    • Ik breng zand, waar 't moet, van zandtruck. En ik neem die schoffel daar (hij bedoelde: schop) en diek 't zand en zet 't op die plaats waar zand moet zijn. [1]

Gangbaarheid

  • Het woord diek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Achterhoeks

enkelvoud meervoud
naamwoord diek dieken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

diek

  1. dijk

Nedersaksisch

enkelvoud meervoud
naamwoord diek dieken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

diek

  1. dijk
Schrijfwijzen
  • Diek
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.