dippen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dippen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • dip·pen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘eventjes indopen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1829 [1]

Zelfstandig naamwoord

dedippenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dip
Verwante begrippen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dippen
dipte
gedipt
zwak -t volledig

Werkwoord

dippen

  1. overgankelijk iets even in een vloeistof dopen
    • Een chip in de dipsaus dippen. 
  2. inergatief (psychologie) tijdelijk in een negatieve stemming verkeren
    • Nu de verkering uit is zal zij wel dippen. 
  3. ergatief (wiskunde), (elektronica) een kortdurende verlaging van een (meet-) waarde
    • Bij het geleidelijk opvoeren van de frequentie zal de stroommeter bij de resonantiefrequentie even dippen. 
  4. inergatief (sport) bepaalde krachtoefening voor de bovenarmen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord dippen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.