doening

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  doening    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdunɪŋ/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • doe·ning
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van  doen ww  met het achtervoegsel -ing [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord doening doeningen
verkleinwoord doeningske doeningskes

Zelfstandig naamwoord

dedoeningv

  1. plaats waar men werkt
    1. (detailhandel) nering, winkel
    2. (landbouw) boerderij, erf
    3. (figuurlijk) huis, woning
  2. manier van doen
Synoniemen
Verwante begrippen
  • doeninge

Gangbaarheid

  • Het woord doening staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
33 %van de Nederlanders;
69 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.