dorren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dorren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɔrə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • dor·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dorren
dorde
gedord
zwak -d volledig [A]

Werkwoord

[A] dorren

  1. dor, droog worden
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dorren
dorst
gedorren
onvolledig [B]

Werkwoord

[B] dorren

  1. (verouderd) de moed hebben
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord dorren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
54 %van de Nederlanders;
47 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Middelnederlands

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid
deelwoord
enkelvoud meervoud
dorren dorste dorsten gedorren
 onregelmatig  volledig   

Werkwoord

dorren [1]

  1. durven
  2. hulpwerkwoord mogen, hoeven, moeten
    «Of ie was blide, dar niemen vragen!»
    Of hij blij was, hoeft niemand te vragen.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.