droogmaken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  droogmaken    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • droog·ma·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
droogmaken
maakte droog
drooggemaakt
zwak -t volledig

Werkwoord

droogmaken

  1. afdrogen, drogen
    • Hij heeft de vloer na de overstroming weer drooggemaakt. 
  2. indijken, inpolderen
    • Pas toen er stoommachines kwamen kon men de Haarlemmermeer droogmaken. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord droogmaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.