dualis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dualis    (hulp, bestand)
  • IPA: /dyˈwalɪs/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • du·a·lis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dualis dualissen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dedualism

  1. (grammatica) tweevoud als getal tussen enkelvoud en meervoud bij de verbuigingen in sommige talen
    • Verder heeft het Gotisch verschil in persoon (1e, 2e en 3e) en numerus (getal): singularis, pluralis maar ook nog dualis. Vgl. nima ‘ik neem’, nimos ‘wij beiden nemen’, nimam ‘wij nemen’. [1]

Gangbaarheid

  • Het woord dualis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
36 %van de Nederlanders;
42 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.