dubio

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dubio    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdybiˌjo/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • du·bio
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dubio dubio's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetdubioo

  1. ernstige twijfel, kwestie waar je over piekert
     Ga je voor een zevende plek in het klassement of probeer je juist een of twee etappes te winnen. Dat is voor zo’n renner het dubio bij de Tour.[1]
     Maar het dubio waar ik in zit is natuurlijk dat je nooit weet wat er met je gebeurt als je weigert in de Burgerwacht te gaan.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord 'dubio' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Kasper Hermans
    “Tour de Tietema: ‘Maandje freewheelen is uit de hand gelopen’” (27 augustus 2020) op metronieuws.nl
  2. Weblink bron Het rijke leven van Douwe Trant in: Vrij Nederland , jrg. 45 (17 november 1984), p. 3 kol. 1
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.