dubloen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dubloen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • du·bloen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘dubbele dukaat’ voor het eerst aangetroffen in 1596 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord dubloen dubloenen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dedubloenm [3]

  1. (geschiedenis) (numismatiek) oude Spaanse munt
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord dubloen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
33 %van de Nederlanders;
24 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.