duffel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  duffel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • duf·fel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘dikke wollen stof’ voor het eerst aangetroffen in 1637 [1]
  • [2]
1 enkelvoud meervoud
naamwoord duffel
verkleinwoord
2 enkelvoud meervoud
naamwoord duffel duffels
verkleinwoord duffeltje duffeltjes

Zelfstandig naamwoord

duffel [3]

  1. o een zware, ruwe, wollen stof die oorspronkelijk in het Zuid-Nederlandse Duffel werd vervaardigd
  2. m (kleding) zware jas van voornoemde stof vervaardigd
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord duffel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
61 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord duffel duffels [2]

Zelfstandig naamwoord

duffel

  1. een zware, dichte wollen stof
  2. een meest cilindrische tas vervaardigd uit [1] of vergelijkbaar tekstiel
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.