dumbbell

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dumbbell    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdʏmbɛl/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • dumb·bell
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord dumbbell dumbbells
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dedumbbellm

  1. (sport) een korte staaf (halter), met een vast gewicht, of waar losse gewichten aan kunnen worden bevestigd dat gebruikt wordt bij krachttraining
     De man was sinds de zomer suïcidaal. Op de dag dat hij de moorden pleegde, door zijn zusje te wurgen en zijn moeder en oma meermalen met een dumbbell op het hoofd te slaan, was hij bang dat zijn familie hem van een zelfmoordpoging zou weerhouden.[1]
     Ook bij de dumbbell press-oefening waarbij Tavares 46 kilo aan gewicht in beide handen strak de lucht in duwt. "Deze oefening, op díe manier uitgevoerd, dat doet alleen Rico Verhoeven hem na", zegt Kroon vastberaden.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord dumbbell staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Tien jaar cel en tbs voor jongen (18) die familie ombracht” (10-01-2017), Tubantia
  2. Weblink bron
    Marcel Wijnstekers
    “Hoe een projectontwikkelaar een kickbokser naar de WK-titel leidt” (01-10-2017), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.