dwarsboom
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dwarsboom (hulp, bestand)
Woordafbreking
- dwars·boom
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dwarsboom | dwarsbomen |
verkleinwoord | dwarsboompje | dwarsboompjes |
Zelfstandig naamwoord
de dwarsboom m
- een stuk hout in zijdelingse richting aangebracht
- Zij sloegen palen in de grond met een dwarsboom erop.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dwarsbomen |
dwarsboom
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dwarsbomen
- Ik dwarsboom.
- gebiedende wijs van dwarsbomen
- Dwarsboom!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dwarsbomen
- Dwarsboom je?
Gangbaarheid
- Het woord dwarsboom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.