dweilen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dweilen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdwɛilə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • dwei·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dweilen
dweilde
gedweild
zwak -d volledig

Werkwoord

dweilen

  1. overgankelijk met behulp van een dweil reinigen
    • Ik heb de vloer gedweild. 
     Zelfs na eindeloos dweilen bleef alles vochtig waardoor een ranzige tapijtgeur opsteeg.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

dedweilenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dweil

Gangbaarheid

  • Het woord dweilen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. dweilen op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.