dweil
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dweil (hulp, bestand)
- IPA: /dʋɛi̯l/
Woordafbreking
- dweil
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘schoonmaakdoek’ voor het eerst aangetroffen in 1546 [1]
- Via het Middelnederlands dwegel en door palatalisering van de -g- ontstond -ei-, afgeleid van het Middelnederlands dwaen (wassen) met het achtervoegsel -el[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dweil | dweilen |
verkleinwoord | dweiltje | dweiltjes |
Zelfstandig naamwoord
de dweil m
- een stuk weefsel in natte vorm gebruikt om een gladde vloer te reinigen
- Maak die dweil eerst eens schoon, anders verplaats je het vuil alleen maar.
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dweilen |
dweil
Gangbaarheid
- Het woord dweil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dweil" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "dweil" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ dweil op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.