eenarmig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  eenarmig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • een·ar·mig
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van een en arm met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen eenarmig
verbogen eenarmige
partitief eenarmigs

Bijvoeglijk naamwoord

eenarmig

  1. in het bezit van (slechts) één arm
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord eenarmig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.