eenhoofdig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  eenhoofdig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • een·hoof·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen eenhoofdig
verbogen eenhoofdige
partitief eenhoofdigs

Bijvoeglijk naamwoord

eenhoofdig [1]

  1. (politiek) met één leidinggevende; met één heerser
     "Dat komt omdat macht in Nederland anders is georganiseerd. Wij houden niet van eenhoofdig gezag", zegt de hoogleraar staatsrecht. "Onze leidinggevenden werken eigenlijk altijd in collectieven, colleges van burgemeester en wethouders bijvoorbeeld."[2]
Synoniemen
  • monarchiaal

Gangbaarheid

  • Het woord eenhoofdig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron “Wie is de Nederlandse 'designated survivor'?” (Donderdag 19 januari 2017, 18:48), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.