efficiency

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  efficiency    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ef·fi·ci·en·cy
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘doelmatigheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1926 [1]
  • van het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord efficiency -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deefficiencyv [3]

  1. het efficiënt zijn, de doelmatigheid
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • efficiency-operatie, efficiencykorting
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord efficiency staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
63 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.