elders

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  elders    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɛldərs/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • el·ders
Woordherkomst en -opbouw
  • erfwoord Ontstaan uit ouder elre (met bijwoordelijke achtervoegsel -s, vergelijk anders), uit Germaans *aljar “naar elders”, verwant aan Gotisch aljar elders, Oudsaksisch ellior, Angelsaksisch ellor “naar elders”. [1]
  • In de betekenis van ‘bijwoord van plaats: niet hier’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1514 [2]

Bijwoord

elders

  1. ergens anders, in een andere plaats, op een andere plaats
    • Mijn familie woont elders in Almelo 
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord elders staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  elders (VS)    (hulp, bestand)

Zelfstandig naamwoord

elders mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord elder
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.